Haarlems Dagblad 24/11/14


Klassiek

Najaarsconcert ‘De rivier zingt, de muziek meandert’ door Puisque Tout Passe. Gezien: zaterdag 22 november, Janskerk Haarlem


Vocaal ensemble ‘Puisque tout passe’ had zijn najaarsconcert een mooi motto meegegeven: ‘De rivier zingt, de muziek meandert’. De muziek meandert zeker in ‘Otcenás’ (‘Onze vader’) van Janácek, het centrale werk van het programma. Het harmonium, bespeeld door Christine Kamp en de harp (Nick Scholten) spreiden met liggende tonen en een eenvoudig motiefje een fraai bed voor het koor. Dat slingert zich met pendelende bewegingen door een afwisselend muziekaal landschap. De herhaalde patronen geven het stuk een rituele kracht. Aangevoerd door tenorsolist Matthew Smith bewoog het koor zich overtuigend heen en weer tussen smeekbede en stil gebed, religieus vuur en vloeiend gezang.

‘Puisque tout passe’ wil naar eigen zeggen net even anders zijn. Daarom waagt het zich in repertoirekeuze buiten de gebaande paden. Dit keer lagen die in de heuvels van Oost-Europa en vooral in het Hongaarse Matra-gebergte. Deze streek werd bezongen door de 20ste-eeuwse componisten Zoltán Kodály en Gyõrgy Ligeti. Het bleek een ruig gebied, bevolkt door moordlustige types en arme boeren, maar ook door lieftallige meisjes en verliefde jongemannen. Ook muzikaal waren de paden niet makkelijk begaanbaar. Kodály’s ‘Mátrai képek’ zit vol lastig te treffen intervallen en pittige ritmes. Maar dirigent René Nieuwint heeft zijn vocaal ensemble uitstekend toegerust. ‘Puisque tout passe’ bracht de folkloristische sfeer mooi tot leven.

Wat meer moeite had het koor met de muziek van Ligeti. De vrouwen troffen in de Volksliedjes prachtig de uiterlijke eenvoud van de melodieën en speelse ritmes, maar de onderstem miste er soms draagkracht. En ‘Pápaine’, over een bende boeven, klonk niet altijd helemaal overtuigend, al gingen de jammerkreten van de vermoorde weduwe door merg en been.

‘Puisque tout passe’ is verslingerd aan de Amerikaanse componist Eric Whitacre die erin slaagt schrijnende samenklanken heel harmonieus te laten klinken. De stemmen schuiven langs elkaar heen alsof het wolkenlagen zijn. De affiniteit van het koor met deze natuurmuziek blijkt uit zeer sfeervolle vertolkingen van het idyllische ‘A boy and en girl’ en ‘Sleep’. En in het verstilde ‘Water night’ liet Puisque tout passe’ de nachtelijke rivier prachtig zingen.

Winand van de Kamp